Menu

Wat te doen met het nettopensioen?

16 februari 2015

Nieuws

Complexe uitvoerbaarheid van de nettopensioenregeling valt mee

Na het debacle met de optoppingsouderdomspensioenexcedentregeling beschikken we vanaf 1 januari 2015 over de mogelijkheid om een fatsoenlijke nettopensioenregeling op te zetten en uit te voeren. De toezichthouders keurden destijds al een dergelijke regeling af vanwege de uitvoeringstechnische complexiteit, terwijl recent nog de parlementaire behandeling zich vooral uitputte in de semantiek van de lijfrente versus pensioen en de uitgebreide voorwaarden van hygiëne waar pensioenfondsen aan moeten voldoen om dergelijke regelingen uit te voeren. Ongecompliceerde uitvoering is binnen de voorgestelde regelgeving echter prima mogelijk. De PPI als gespecialiseerde uitvoerder van beschikbare premieregelingen is prima in staat om hier ook weer het voortouw in te nemen (zie het rapport Evaluatie PPI mei 2014). Hoe ziet dat er in de praktijk dan uit voor zowel de gelukkige werknemer als de pensioenuitvoerder? Moet de uitvoerder er voor kiezen de netto pensioenregeling aan te bieden en moet de deelnemer er voor kiezen om mee te doen?

Voor wie?

Netto pensioenopbouw wordt mogelijk voor het inkomensdeel boven de € 100.000*. Ik ga er even
aan voorbij dat dat in theorie altijd al mogelijk was, namelijk een niet fiscaal gefacilieerd pensioenwet pensioen. Hier hebben we het over het in box 3 vrijgestelde nettopensioen. Er zijn volgens het CBS zo’n 400.000 personen in Nederland met een inkomen boven een ton. Dat is inclusief zzp’ers, de medisch specialisten en de veelverdieners in de (semi) publieke sector. Op de zzp’ers na neemt het overgrote deel van deze mensen op dit moment deel aan een onafgetopte pensioenregeling. Een groot deel zal voor de achteruitgang in de pensioenregeling gecompenseerd worden in het loon, maar zal zelf actie moeten ondernemen om niet sterk in pensioenopbouw en nabestaandendekking achteruit te gaan.
* Dit bedrag stijgt elk jaar.

Uitvoering door verzekeraar of PPI

Verzekeraars en PPI’s voeren al op grote schaal beschikbare premieregelingen uit. Los van enkele
Bijzonderheden van de netto pensioenregeling die hierna aan de orde komen, lijkt de netto pensioenregeling erg op reguliere beschikbare premieregelingen. Er wordt op individuele basis vermogen opgebouwd in een beleggingsdepot, het nabestaandenpensioen wordt facultatief verzekerd en er is door de gescheiden administratie geen risico op vermenging met bruto pensioengelden.

Uitvoering door het pensioenfonds

Pensioenfondsen zijn veelal geen ervaren uitvoerders van beschikbare premieregelingen. Administratief vereist het een beleggings- of unitadministratie, op deelnemersniveau afgestemd beleggingsbeleid middels lifecycles, en het is bij de uitvoering van pensioenregelingen op basis van beleggingen tegenwoordig wel gebruikelijk dat de waardeontwikkeling online gevolgd kan worden. Het is een pensioenfonds straks wel toegestaan om de nettopensioenregeling uit te voeren, maar het zal moeten voldoen aan een groot aantal ingrijpende voorwaarden om kruissubsidiëring tussen de bruto basisregeling en de netto pensioenregeling te voorkomen. Dat betreft voornamelijk een volstrekt gescheiden administratie, strikt gescheiden kostentoerekening en risicopremies, aankoopfactoren en indexatievoorwaarden afgestemd op de specifieke deelnemersgroep.

Vrijwillige regeling

Er moet sprake zijn van vrijwillige deelname van de werknemer om gebruik te kunnen maken van de fiscale faciliteit. Dat betekent dat sprake is van een vrijwillige pensioenregeling in de zin van de Pensioenwet, waarvoor specifieke voorschriften gelden. Dit betreft informatievoorziening voorafgaand aan deelname, en prognoseberekeningen op basis van drie rendementen (artikel 45 Pensioenwet). Dit is enigszins afwijkend van de gangbare praktijk van verplichte deelname. Er is geen sprake van medische waarborgen voor deelname aan de regeling voor zover geen sprake is van een herziene keuze. Vrijwillige deelname geldt niet op een ander niveau: als een bedrijfstakpensioenfonds de regeling uitvoert, moet de werkgever binnen de sector de vrijwillige regeling aanbieden aan de werknemers. Vrijstelling voor deze verplichtstelling is echter mogelijk bij een gelijkwaardige regeling bij een andere uitvoerder.

Over de loonstrook

Voor de werknemer loopt de pensioenpremie als het ware over zijn loonstrook. Voorheen was (een groot deel van) de pensioenpremie een onzichtbare looncomponent voor hem, aangezien de werkgever dat deel rechtstreeks overmaakte naar de uitvoerder. Dat laatste gebeurt in de nettopensioenregeling nog steeds, maar het is nu wel zichtbaar op de loonstrook. Het brutoloon wordt bijvoorbeeld als compensatiemethode verhoogd met het werkgeversdeel van de pensioenpremie voor zover dat boven de € 100.000 ligt. Na belastingheffing blijft een (hoger dan voorheen) nettoloon over, waarvan dan een deel aangewend (ingehouden door werkgever) wordt  voor afdracht in de nettopensioenregeling. Omdat de volledige pensioenpremie bij deelname in de nettopensioenregeling zichtbaar wordt op de loonstrook, en de premie rechtstreeks ten laste gaat van de bestedingsruimte, zal in een aantal gevallen ook de keuze gemaakt worden om het netto loon anders te besteden.

Netto uitkering en fiscale vermenging

De latere pensioenuitkering is onbelast, net als het netto nabestaandenpensioen voor pensioendatum. De verzekeraar keert een levenslang nettopensioen uit (PPI kan op basis van artikel 81a Pensioenwet alleen de opbouwfase uitvoeren). Een netto uitkering kennen verzekeraars nu ook al. Voor in het buitenland wonende uitkeringsgerechtigden wordt reeds zonder inhoudingen uitbetaald. Het is wel opletten in de uitvoering dat er geen fiscale vermenging optreedt. Bruto pensioengeld mag niet vermengd raken met netto pensioengeld. Op momenten zoals bij uitkering, afkoop klein pensioen en waardeoverdracht moet de uitvoerder wel opletten dat geen vermenging kan optreden. Uitgaande waardeoverdracht van netto geld naar een uitvoerder die alleen bruto pensioenregelingen kent is dus geen optie.

Doen?

Je kunt als werknemer vrij beschikken over je netto loon. Als de behoefte er is om iets aan het pensioen te doen buiten de privésfeer, dan kan dat via de 2e of 3e pijler. De 3e pijler is wat flexibeler in de uitkeringsfase, hoewel de maatschappelijke druk om daar in de 2e pijler iets aan te doen steeds groter wordt. De opbouw in de 2e pijler biedt wat meer fiscale ruimte en is meer omgeven met uitgebreide wettelijke waarborgen en informatieverplichtingen. Vooral doen omdat de automatische pensioenopbouw boven de ton niet meer bestaat straks, en het verzekerde ‘Pensioenfondsen zijn geen ervaren uitvoerders van beschikbare premieregelingen’ partnerpensioen niet meer aansluit bij de levensstijl. In de 2e pijler sluit dat perfect aan op een al bestaande pensioenregeling en kan middels één loket toegang tot de producten verkregen worden zowel bij de aanbieder als bij Mijnpensioenoverzicht.nl (nemen wij aan).

Conclusie

Er worden veel werknemers getroffen door de aftopping van het pensioengevend salaris. In potentie is sprake van een flinke markt voor pensioenuitvoerders (en adviseurs), hoewel de vrijwilligheid van de regeling de verleiding groot zal maken om het hogere loon anders te besteden. Er zal naar verwachting met name belangstelling bestaan voor het netto nabestaandenpensioen. Mijn conclusie is dat het wel meevalt met de complexe uitvoerbaarheid van de nettopensioenregeling. Tot hoge uitvoeringskosten hoeft dat zeker niet te leiden. Dit geldt althans voor de verzekeraar en de PPI. Voor pensioenfondsen ligt dat anders en daar zou een hoge mate van terughoudendheid passend zijn. Voor de werknemer is het ook een prima oplossing met veel wettelijke waarborgen waar tegenwoordig uiterst moderne en geavanceerde producten tegen zeer lage kosten voor beschikbaar zijn.

Mr. Oscar van Zadelhoff
Productmanager/jurist bij BeFrank

Dit artikel is op 10 februari 2015 verschenen in Pensioen & Praktijk. Klik hier voor de pdf.