Menu

Belastinglekkage

4 juli 2017

De te betalen btw over de kosten voor pensioenuitvoering en vermogensbeheerdiensten is inmiddels duidelijk voelbaar voor veel pensioenfondsen. De staatssecretaris weet vooralsnog van geen wijken en houdt met steun van de Hoge Raad vast aan het belasten van deze diensten. De belasting drukt uiteindelijk op de pensioenen van de deelnemers. Echter, er is een nóg beter verborgen belastinglek dat tot onnodige belastingdruk en lagere pensioenen leidt. Dit lek dreigt ook nog eens groter te worden: een lek in de dividendbelasting.

Pensioenregelingen in alle soorten en uitgevoerd door alle uitvoerders hebben één ding gemeen: de gelden worden belegd. In de afgelopen jaren zijn binnen beschikbare premieregelingen (DC) de kwaliteit van deze beleggingen en lifecycle structuren sterk verbeterd. Er wordt over het algemeen zeer gespreid belegd over regio’s, sectoren en categorieën, en de beleggingskosten zijn flink gedaald. Een veelal onderschat element, dat een belangrijke rol speelt bij optimale pensioenopbrengsten, is echter de vestigingsplaats en fiscale structuur van de beleggingsfondsen. En dat moet in het geval van Nederlandse fondsen dan ook nog in combinatie met de fiscale positie van de aandeelhouder bezien worden. Beleggingsfondsen beleggen daarbij vaak ook nog onderliggend in andere beleggingsfondsen. Niet eenvoudig, maar het kan belastinglekkage voorkomen.

Belasting op beleggingen
Vooral op aandelenbeleggingen wordt wereldwijd dividendbelasting ingehouden. De dividend uitkerende bedrijven houden tot wel 30% op de uitkering in, en dragen dat af aan de fiscus in het land waar ze gevestigd zijn. Nederland heeft echter met enorm veel landen belastingverdragen afgesloten, waarin voor verschillende typen Nederlandse aandeelhouders is afgesproken dat voor hen minder dividendbelasting hoeft te worden ingehouden. Voor directe beleggingen van pensioenfondsen is dat bijvoorbeeld vaak 0%, en voor veel andere aandeelhouders kan de inhouding op basis van de verdragen verminderd worden naar 15%. Een Nederlandse particuliere belegger krijgt netjes een opgave van de ingehouden dividendbelasting en verrekent deze vervolgens in zijn aangifte inkomstenbelasting. Afhankelijk van zijn totale bezit, betaalt hij immers al belasting over de waarde van de beleggingen in box 3. Een werknemer is in het geval van zijn pensioenpot echter niet zelf de eigenaar van de beleggingen.

Juridisch eigendom
Bij tweede pijler pensioenbeleggingen moeten we er rekening mee houden dat de beleggingen juridisch eigendom zijn van de pensioenuitvoerders. Zij zijn de feitelijke belegger en de pensioendeelnemer heeft slechts het economische belang. De pensioenuitvoerder ontvangt dus het dividend. De deelnemer zelf kan nu de ingehouden dividendbelasting niet verrekenen in zijn aangifte. Hij heeft immers feitelijk niet zelf dividend ontvangen. In sommige gevallen kan hij dit alsnog via de pensioenuitvoerder krijgen. De aard van het beleggingsfonds en van de pensioenuitvoerder zelf zijn dan van belang.

Het buitenlandse beleggingsfonds
De vestigingsplaats van het beleggingsfonds is erg relevant. Bijzonder veel beleggingsfondsen en zogenoemde Exchange Traded Funds (etf’s) zijn in het buitenland gevestigd. Luxemburg en Ierland zijn de meest voorkomende vestigingsplaatsen. Deze fondsen kunnen echter niet of minder goed gebruikmaken van de daar geldende belastingverdragen, waardoor zij geen recht hebben op vermindering van de in het bronland in te houden dividendbelasting. Op de dividenduitkering van de fondsen zelf aan de Nederlandse pensioenuitvoerder vindt geen verdere inhouding plaats. Resultaat is dat in die situatie voor de pensioendeelnemer definitief dividendbelasting verloren gaat.

Het Nederlandse beleggingsfonds
Er zijn verschillende fiscale verschijningsvormen. De Vrijgestelde BeleggingsInstelling (VBI) sla ik hier over, omdat deze naar haar aard voornamelijk geschikt is voor andere beleggingen dan aandelen. Het gebruikte fonds is mogelijk fiscaal transparant. Dit fonds bestaat in fiscale zin eigenlijk niet, en de belegger wordt geacht rechtstreeks eigenaar te zijn van de aandelen waarin het fonds belegt. De belegger in het fiscaal transparante fonds heeft veelal op grond van de belastingverdragen wel recht op vermindering van de buitenlandse dividendbelasting, maar teruggave of verrekening van het resterende deel daarvan door de pensioenuitvoerder is in Nederland niet mogelijk. Dit stuk dividendbelasting gaat dus voor de pensioendeelnemer verloren. Voor pensioenfondsen werkt dit fonds overigens wel optimaal, omdat we al zagen dat de buitenlandse dividendbelasting dan vaak naar 0% gaat.

Het gebruikte fonds kan ook een Fiscale BeleggingsInstelling (FBI) zijn. Hier wordt op dezelfde wijze vermindering van de buitenlandse dividendbelasting bereikt, maar dan zijn we er nog niet. De Nederlandse FBI moet, wanneer zij zelf dividend uitkeert, ook 15% dividendbelasting in Nederland afdragen. Daarbij mag zij echter de ingehouden buitenlandse bronheffing tot maximaal 15% verrekenen. Feitelijk draagt zij dus niets af. Omdat het door de FBI uitgekeerde dividend Nederlands dividend is, kan de pensioenuitvoerder de dividendbelasting verrekenen in de eigen aangifte voor de vennootschapsbelasting en alsnog aan de pensioendeelnemer doen toekomen. Resultaat is hier dat er helemaal geen belasting weglekt. Er komen echter wel enkele voorwaarden om de hoek kijken bij de FBI.

De FBI en de pensioenuitvoerder
Voor een FBI gelden enkele specifieke voorwaarden. Voor de FBI geldt een 0% tarief voor de vennootschapsbelasting, waarbij zij verplicht is haar inkomsten binnen 8 maanden na het kalenderjaar door te geven aan de aandeelhouders. Daarnaast mag een belastingplichtige aandeelhouder maar beperkt deelnemen in een FBI. Voor pensioenuitvoerders is nu relevant dat zij zelf veelal belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting, en daarmee als grote belegger in zo’n fonds de kwalificatie als FBI problematisch maken. Hiervoor heb ik toegelicht dat die kwalificatie van groot belang is voor de pensioendeelnemer, omdat er dan geen belastinglekkage optreedt. Sinds lange tijd was het echter zo dat in het geval van beleggingspensioenen, de beleggingen fiscaal werden toegerekend aan de pensioendeelnemer, in plaats van de uitvoerder, omdat deze nagenoeg het volledige economische belang heeft. Die pensioendeelnemer kwalificeerde wel weer als ‘goede aandeelhouder’ voor de FBI, zodat alsnog gebruikgemaakt kon worden van de fiscaal gunstige FBI. Daar is echter verandering in gekomen.

Gewijzigd
In 2016 zijn de teugels aangehaald door de staatssecretaris van Financiën en moet echt het volledige economisch belang bij de pensioendeelnemers liggen om ervoor te zorgen dat het belang in het kader van de aandeelhouderseisen voor de FBI aan hen toegerekend mag worden. Dat ‘volledig’ wordt in de praktijk in veel gevallen niet gehaald. Hierdoor kunnen FBI’s hun status verliezen, met als gevolg dat pensioendeelnemers geconfronteerd worden met belastinglekkage zoals hierboven beschreven.

Impact?
Het dividendrendement op zakelijke waarden verschilt per fonds en is afhankelijk van de economische situatie. Uitgaande van een dividendrendement van 2,5% over 2015, met een lek in de bronheffing van 15%, leidt dat tot een jaarlijks rendementsverlies van 0,38%. Dat is vaak aanzienlijk meer dan de totale beleggingskosten. Afhankelijk van de allocatie naar zakelijke waarden en restduur kan dit de deelnemer uiteindelijk flink pensioen kosten.

Conclusie
Fiscaliteit speelt ook bij de inrichting van de beleggingen een belangrijke rol. Suboptimale structuren leiden tot belastinglekkage en kunnen de pensioendeelnemer flink pensioen kosten. Een recente beleidswijziging maakt de kans zelfs groter dat belastinglekkage zal ontstaan. Alertheid is hier geboden. Wellicht kan de staatssecretaris nog worden bewogen om dit nadeel voor veel pensioendeelnemers te beperken.

Mr. Oscar van Zadelhoff
Productmanager/jurist bij BeFrank

Dit artikel is eerder dit jaar verschenen in Pensioen & Praktijk. Klik hier voor de pdf.